Waarom de congiërge huilend in de zandbak staat

Het is 16 januari 2020. Voor het eerst dit nieuwe decennium laat een waterig zonnetje zich zien. Niet dat de meester er iets van merkt overigens. Hij zit eenzaam in zijn klas met een stapel nakijkwerk zo hoog als de Euromast voor zijn neus. Zijn rode pen trekt kleine streepjes van links naar rechts over het papier. Bij elk streepje schudt de meester even kort zijn hoofd. Omaatje is met dubbel a. Hij had de kinderen er nog zo voor gewaarschuwd. Hij zou degene die omatje op zou schrijven eigenhandig begraven in de zandbak van de kleuters. Maar niet voordat hij de schedel van diegene met een botte schep had bewerkt tot ketchup. De hele klas had dubbel gelegen van het lachen.

"Wie omatje opschrijft begraaf ik in de zandbak"

Veel valt er voor de meester deze middag echter niet te lachen. Als de meester zijn dreigement daadwerkelijk had uitgevoerd had er een massaslachting plaatsgevonden. Dan had de volgende dag het NOS journaal op de stoep gestaan. De conciërge zou huilend voor de camera hebben verteld dat hij die ochtend zes kinderlijkjes uit de zandbak van de kleuters had moeten graven. De directeur zou verklaren dat hij dat ook niet van die leerkracht had verwacht en dat hij vanzelfsprekend voorlopig op non-actief zou worden gezet. Heel even glimlacht de meester als zijn gedachten met hem op de loop gaan. Op de achtergrond zingt Bløf in zijn oor dat het allemaal beter wordt. De meester legt zijn pen neer en kijkt de lege klas in. Alle tafeltjes zijn verlaten, alle stoeltjes netjes aangeschoven. Op de grond liggen wat papiertjes, een rietje, een potlood zonder punt, een stukje mandarijn en een briefje.

Langzaam staat de meester op uit zijn bruine bureaustoel. Hij loopt naar het briefje en raapt het op. Dan klinkt er een piepje en de meester loopt terug naar zijn bureau. De mail die binnenkomt gaat over de komende staking. Het onderwijs legt in navolging van de eendaagse staking in november het werk nu voor twee dagen naast zich neer. Het programma van de staking is bekend. Tout onderwijs Zuid-Holland gaat de barricade op. In lange marsen trekken we naar de Kuip waar we gaan praten over het onderwijs. Waar we gaan luisteren naar mensen uit het onderwijs en waar we gaan zeggen dat het anders moet in het onderwijs. De minister heeft al een noodplan aangekondigd om het lerarentekort terug te dringen. De urgentie van het probleem lijkt te zijn doorgedrongen tot de krochten van het Haagse politieke stelsel. Eindelijk. De meester leest het programma en leunt eens achterover. Wat moet er anders in het onderwijs?, denkt hij hardop. Daar zou hij toch graag eens met de minister over willen babbelen. Hoe doorbreken we het chagrijn dat als een grijze deken over onze beroepsgroep ligt? De meester heeft ideeën, heel veel ideeën. Hij is enthousiast over zijn werk. Altijd geweest. Toch knaagt er iets de laatste tijd. Hij kan zijn vinger er nog niet precies opleggen. Misschien moet hij meer over het onderwijs gaan schrijven. Misschien moet er nog wel een onderwijsboek komen.

Allerlei gedachten spoken door het hoofd van de meester. Hij klikt zijn mailtje weg en sluit zijn computer af. Voor vandaag is het genoeg. Morgen gaan we verder met toetsen om te kijken of we de inspectie tevreden kunnen houden. De meester doet zijn jas aan en pakt zijn tas.

Het oog van de meester valt op het briefje dat hij even daarvoor heeft opgepakt. Hij vouwt het briefje langzaam open. 

Meester bedangkt, u bent de liefste meester van het halal, leest hij.