Het onderwijs blijft lekker secundair rijden

1995, het is een doodnormale dag achterin juni. Ergens in het noorden van het land rijdt er een auto een secundaire weg op. In die tijd beschikten de auto’s nog niet over geavanceerde navigatiesystemen. Als mijn vader de weg niet kon vinden belde hij met de autotelefoon. Een enorm apparaat dat meer leek op een noodaggregaat voor kerncentrales dan op een telefoon. Hij kon handsfree bellen als hij op het groene telefoontje drukte. “Je ziet een paar boerderijen en twee zijstraten en dan moet je op een gegeven moment secundair gaan rijden”, kon je dan door de auto horen schallen. Secundair rijden is heerlijk. Er is bijna nooit tegenliggend verkeer, de weg lijkt altijd lekker snel te gaan en je wordt er al helemaal nooit geflitst.

De zon gloeit al de hele dag hoog aan de hemel. Sinds jaar en dag tuigt de familie het laatste weekend van juni naar Drenthe om daar de TT van Assen bij te wonen. Een motorevenement die de provincie voor een weekend boven de randstad doet uitstijgen. Honderden motoren trekken de gashendel open richting het noorden en Drenthe wordt overspoeld met motorliefhebbers. Meestal parkeren de gehelmde motormannen hun tweetakt in een weiland waar de rest van het jaar de koeien grazen. Ze zetten daar hun tenten op, eten worst van de barbecue en steken zo’n beetje alles in de fik wat ze tegen komen. Daarbij drinken ze bier alsof hun leven ervan af hangt. Hun buiken hangen als zijspannen over hun broekriemen heen. Het lijkt de motormannen niet te deren. Vrolijk boeren ze zich kamperend door het weekend heen vrij van elke vorm van hygiëne. 

"Hoe staat het leven in de grote stad jongens?"

In de buurt van de motorcamping staat de boerderij van boer Cor. Boer Cor is een prototype agrariër. Pet op, klompen aan en er bungelt een takje hooi in zijn linker mondhoek. In de bijkeuken neemt boer Cor een slok karnemelk en vraagt de jongens hoe het leven in de stad ervoor staat. De jongens verstaan helemaal niks van het onverstaanbare gebrabbel wat er uit zijn mond komt. Boer Cor lijkt echter niet van plan zich daar druk om te maken. Waarom zou hij ook? Het leven in Drenthe is rustig, overzichtelijk en kreukloos. Er is nog nooit iemand die zich zorgen heeft gemaakt om het gebrek aan groene energie, te hoge paasvuren of gevaarlijke capriolen bij het carbid schieten. Er is al helemaal geen boer die van stikstofproblemen gehoord heeft. Na een kop thee en een stuk suikerbrood met boter vallen de jongens onder het rieten dak heerlijk in slaap. Verlangend naar de zondag. Dan mogen ze op het viaduct kijken en zwaaien naar de motoren die weer huiswaarts keren na een wild weekend. Die reageren vaak door terug te zwaaien, met hun lichten te knipperen of te toeteren. Heel af en toe trekt er een durfal zijn motor in een Wheely! Moe maar voldaan stappen de kinderen weer in de auto terug naar Rotterdam.  

Nu bijna vijfentwintig jaar later staat boer Cor met de wielen van zijn tractor in de hal van een gemeentehuis ergens in de stad. Hij protesteert. Hij is het niet eens met het beleid van de regering. Boer Cor maakt zich druk. Hij laat duidelijk merken dat hij niet gediend is van dergelijk bestuurlijk geschutter. De boeren rijden bij het krieken van de dag na het melken van de koeien met hun tractoren naar Den Haag. Als ze ’s avonds terugkeren naar hun boerderijen zijn de plannen van de baan. De boeren kunnen tevreden zijn. De jongetjes van toen zijn allebei in het onderwijs gaan werken. En het onderwijs heeft afgelopen woensdag ook gestaakt. Niet dat het iets heeft opgeleverd. Het onderwijs blijft lekker secundair rijden…