Het gaat er niet om hoe vaak je moet kauwen, het is belangrijk dat je kunt eten!

Je kunt er op wachten. Meestal is de wedstrijd zo’n vijftien minuten oud. Vaak gebeurt het uit het niets. Meestal is er een corner of een vrije trap op de helft van de tegenstander voor nodig. Niet zelden komt het voort uit onnodig balverlies. Een ding weet je wel zeker. Als jouw ploeg, of je nu supporter of speler bent, het om wat voor reden dan ook niet voor elkaar weet te boksen zelf een doelpunt te scoren dan kijk je je luttele minuten later tegen een achterstand aan. Daar kun je donder op zeggen. Er is niks aan te doen. Het is de wet van de sport. Mede daarom is het een mooi fenomeen. Een achterstand.

Het was donderdag 21 maart 2002. Het was zo’n avond waarop de wind de miezerregen schuin in je gezicht blies. Van verre kon je de regen zien vallen langs de lampen van het Feyenoord stadion. Het haar van de scheidsrechter zat die avond voor aanvang van de kwartfinale in een keurige scheiding. Voor wie het leuk vindt, de man met de fluit heette die avond Graham Barber. Feyenoord speelde in de Europacup een zeldzame thuiswedstrijd tegen een tegenstander uit de eigen competitie. Eric Gerets was de trainer van PSV, Mark van Bommel de aanvoerder. Hoog vanaf vak dubbel T zag ik de wedstrijd op en neer golven. Tot ver na de rust zat Feyenoord op rozen. De uitwedstrijd was in 1-1 geëindigd en dus lag de halve finale binnen handbereik. Tot de 76e minuut aanbrak. Mark van Bommel gooide er een zondagsschot uit en de bal verdween in het net achter Edwin Zoetebier die geen vin verroerde. Even leek het stadion dit niet te willen geloven. Het werd een fractie van een seconde doodstil. Je kon de duiven onder de overkapping horen koeren. Tot het moment dat het signaal dat Feyenoord achter stond door toedoen van nota bene de schoonzoon van de trainer de hersenen van de supporters had bereikt. Wat volgde was een orkaan aan aanmoedigingen. Het gehele laatste kwartier schreeuwden de Feyenoordsupporters naar het veld, naar de spelers en naar de bal. Ze eisten de gelijkmaker. Het leek ijdele hoop. De minuten verstreken gestaag. De spelers ploeterden en de kelen werden rauw en schor. Minuut 90, minuut 91. De moed zakte de supporters in de schoenen. Velen besloten het vreselijke treiterende gejuich van de aanhang van de tegenstander niet af te wachten. Ze vertrokken. Vanwege een achterstand. Duizenden en duizenden mannen, vaders met kinderen, vrouwen, oude deftige heren en armoedzaaiers verlieten teleurgesteld het stadion. Wie in de nok van het stadion zat kon de mensenmassa met hangende schouders over de brug terug naar hun auto’s zien lopen. “We waren er zo dichtbij”, kon je ze horen denken.

Tot de aller-aller laatste minuut aanbrak. Barber had al drie keer op zijn horloge gekeken toen de bal nog één keer voor geslingerd werd. Het leek alsof die voorzet nooit stopte. Alsof er iemand op een denkbeeldige pauzeknop had gedrukt. Wanhopig sprongen de verdedigers omhoog om het lederen gevaarte weg te koppen. Een tel later lag de bal in het net. Feyenoord had gelijk gemaakt. Bij het scheiden van de markt wist de ploeg de achterstand ongedaan te maken. De Feyenoorders achter het doel werden massaal krankzinnig van vreugde. Al juichend en gillend dacht ik aan de mensen op de brug, met hun hangende schouders en hun sneue regenpakken. Zij hadden dit doelpunt gemist. Een goal voor de eeuwigheid. Omdat ze het hadden opgegeven. Omdat ze niet om konden gaan met een achterstand. Er kwam zo’n ongelooflijke stroom aan energie en decibel vrij in het stadion dat er pas ver nadat er afgetrapt was en de scheidsrechter had besloten dat het tijd was voor de verlenging het legioen uit een collectief orgasme ontwaakte.

"Je zoekt ook niet in achterin een puzzelboekje de antwoorden op, dan voelt het nep"

Een achterstand is iets moois, je kunt je optrekken aan een achterstand. Je kijkt tegen een achterstand aan. Daar leer je van. Dat hoort bij het leven. Winnen en verliezen. Achterstanden zijn er voor de mooiste momenten. Je komt terug van een achterstand. Je hebt altijd een achterstand ten opzichte van iemand of iets. Je kunt niet tegen jezelf spelen. Je puzzelt ook niet om de antwoorden achterin het boekje op te zoeken. Dan is het nep. Je kunt nooit een achterstand hebben ten opzichte van jezelf. Je bent jezelf. Altijd. Achterstanden zijn juist heel waardevol. Ze leren je het leven. Wij zijn zelf ooit begonnen met kinderen langs de meetlat van de massa te leggen. Wij zijn ze zelf gaan vergelijken en we zijn ze zelf gaan selecteren. Het gaat er niet om hoe vaak je moet kauwen, het gaat erom dat je kunt eten. We gaan acht en een half miljard euro uitgeven om achterstanden in te lopen. We kunnen ook de norm en de prestatiedrang afschaffen. Kost niks. Het vergt alleen de moed om de pedagogiek niet bij de politiek neer te leggen. Maar bij de leraar. Leraren zijn als trouwe supporters.

Heeft Arie Slob toch een beetje gelijk; Je moet blijven zitten bij een achterstand. Straks mis je een doelpunt!